Over de berg naar de andere kant

Alweer de laatste volle dag van deze vakantie, nog twee uitjes die op de nominatie stonden van “dingen die we nog niet gedaan hebben”: Puerto de la Cruz of Masca & Santiago del Teide. Kop of munt, maar uiteindelijk gaf het feit dat Masca vaak ontzettend druk file rijden is, de doorslag: dat liever niet. En ook al zei google dat we via de snelweg het snelst er zouden zijn, we kozen voor de avontuurlijke route die ruim een uur langer duurde: dwars door de bergen, of liever gezegd: over de berg. Want tja, op het eiland is er natuurlijk maar 1 berg: de Teide (3700m). 

De route bracht ons dus langs Villaflor, het hoogste dorpje van het eiland en ook de koffiestop van mijn fietstocht van vrijdag. Hetzelfde café aangedaan en nu wél tijd om de bloeiende amandelbomen op de foto te zetten. Met de auto de berg op gaat toch een heel stuk sneller dan op de fiets, voor Bart was het leuk om te zien waar ik omhoog gegaan ben. Ik heb hernieuwd respect verworven, da’s ook altijd een mooie opsteker natuurlijk. 

De route door de bergen is supermooi om te rijden, ook omdat het landschap steeds verandert. Eerst is het groen met heel veel dennen, die worden steeds schaarser bij zo’n 2000 meter; heel logisch, want de bomengrens ligt ook hier ongeveer op die hoogte. In de krater rijd je eerder door een soort maanlandschap met alleen verschillende kleuren rots en pas als je de kabelbaan de Teide op voorbij bent, beginnen de struiken en langzaam aan ook het groen weer te komen. Vanaf dan is het vooral bergaf naar de noordkust van het eiland. Nog door een groot stuk oud bosbrand gebied, waar je goed kunt zien hoe veerkrachtig de natuur is, want menig boom had al weer groene plukjes. Tijdens het rijden regelmatig even een stukje gefilmd en Bart heeft daar weer een leuk filmpje van geknutseld, kunnen jullie ook meegenieten. 

In Puerto de la Cruz een parkeerplekje op straat gevonden, net even buiten het echt toeristische stuk, maar wel vlak bij het eerste sightseeing stuk dat ik had uitgezet met behulp van een blog over leuke straatjes in Puerto Cruz (insiders laten het de la weg). De Agatha Christie trappen, in leuke kleuren geverfde treden met een heel aantal van de titels van Agatha Christie boeken. We hebben de trap wel beklommen, maar ik kan niet navertellen of het echt alle titels waren (ik gok van niet, want Agatha heeft heel wat afgeschreven in haar leven). 

Na een kopje koffie op een terrasje omlaag via een enorme trap (155 treden) naar de kustlijn gelopen. Dan merk je dat Puerto Cruz echt toeristisch is, maar ook erg charmant. Gewoon lekker wandelen en de sfeer opsnuiven: mooie promenade, kleine steegjes met oude huizen met van die mooie houten balkonnetjes, overal muurschilderingen en heel veel kleine pleintjes met palmbomen en terrasjes. En met dit mooie weer is wandelen hier op Tenerife nergens een straf. Die zon gaan we toch wel het meeste missen! 

De terugweg toch maar gewoon via de snelwegen gedaan, dat scheelt toch al gauw een uur en geeft nog voldoende tijd om weer een stukje verder in mijn boek te komen aan het zwembad. En uiteraard nog voor het avondeten even een wandeling te maken om een timelapse te maken van de zonsondergang, eh, ik bedoel natuurlijk te genieten van de zonsondergang. 

Kruis en kandelaar

Na een dagje natuur weer tijd voor een dagje cultuur. Of in ieder geval weer een beetje stedelijk gebied. In de reisgids van mijn vliegtuigburen had ik gelezen over een palmentuin in Santa Cruz (noordoostelijke punt van het eiland) aangelegd op een oude vuilnisbelt waar je leuk kon wandelen; meteen een soort werkbezoek voor Bart dus, want dit soort ontwikkelingen doen we in Nederland natuurlijk ook, goed vaak met sportvelden en gewone parken, maar het idee is hetzelfde. 

Via een van de weinige snelwegen op het eiland zoefden we in een klein uur tijd naar Santa Cruz. Op een groot parkeerterrein bij de kust stonden twee oude mannetjes in geel vest de auto’s te wijzen naar de beste plekjes. Heel efficient, maar uiteraard niet officieel, want het was een gratis public parking, maar als ze op deze manier iets bijverdienen, petje af en die ene euro is ook maar een habbekrats. De palmentuin was super interessant, ik wist niet dat er zo veel soorten palmen in de wereld waren. Zoals gebruikelijk ga ik vaak googelen nádat we er geweest zijn als ik feitelijke juistheden in de blog wil schrijven en het zijn er dus 2500 verschillende. Weet niet of die allemaal in dit park stonden, maar veel waren het er wel. 

Het was ook een groot park, want je kon een dikke 2 km wandelen afleggen alleen al met een rondje palm. De verschillende gebieden waren aangelegd naar topografie, dus je loopt door Hawaii, Australië, Azië en Latijns Amerika. En omdat het park wat hoger lag, had je aan de rand mooie uitzichten over de haven (een soort klein Rotterdam met wat vervallen petrochemie), de zee en de stad. De watervallen waren wat kitch, maar de vlinders en de vogels maakten dat meer dan goed. 

Naast het park lag ook een klein oud fort, dicht, dus we konden er niet in, en het concertgebouw van Tenerife: een mooi stukje architectuur. Het enorme openluchtzwembad lieten we ook even links liggen. Het centrum van Santa Cruz lag zo’n 2 km verder, maar dat hadden we natuurlijk vorige keer al gedaan. Niet dat dat niet de moeite waard is om een tweede keer te doen, maar we kozen toch voor een ander oud stadje dat we nog niet gedaan hadden: Candelaria. 

Natuurlijk een heel flauwe woordspeling in de titel van deze blog, want candela betekent dan wel kaars, maar de naam van het stadje komt van de heilige maagd (Maria van) Candelaria. De virgen de la Candelaria is een black Madonna, volgens overlevering een standbeeld dat werd gevonden nog voor het christendom op het eiland was geïntroduceerd, van een vrouw met een kind in 1 arm en een groene kaars in de andere hand. Zij is de beschermheilige van alle Canarische eilanden en de kerk op het grote plein is door de paus tot basiliek gepromoveerd. Helaas was de kerk dicht en konden we hem alleen van buiten bewonderen. 

Candelaria is een stad gebouwd op heuvels, echt knap hoe die woonlagen zo boven elkaar allemaal zijn aangelegd. Gelukkig heb je overal trapjes voor de voetgangers. Bij het grote plein aan de kust staan ook 9 bronzen beelden van de Menceyes Guanches die voor de verovering door de Spanjaarden in 1496 het eiland regeerden. De eilanden zijn voor ons al zo’n standaard onderdeel van Spanje dat je bijna zou vergeten dat het oorspronkelijk natuurlijk een heel eigen gemeenschap was, zonder Spanjaarden. 

Na een verfrissend glaasje Coke Zero liepen we langs het mooie zwarte strand ook nog even door het oude centrum van de stad, vooral winkeltjes en cafétjes (of is het cafeetjes?), souvenir voor de kids – check; voeten in de zee – dubbelcheck. Echt zwemmen in zee is er nog niet van gekomen, dat moeten we toch maar eens een andere keer doel van de dag maken, want zo toeristische reisleider spelen brengt ons vooral bij de bezienswaardigheden van het eiland en een echt zwemstrand stond niet heel hoog in de toplijst met ‘things to do in Tenerife’… 

Terug in het hotel even een uurtje op een ligstoel bij het zwembad met een boek samen met alle hordes Engelsen die dit dag in dag uit de hele dag doen, is ook ontspannend. En het voordeel van niet al te uitgebreid lunchen is dat je ‘s avonds voldoende trek hebt om lekker uit eten te gaan. Toch te Hollands voor twee keer warm op een dag. Tapa Pata de Oro heeft de hoogste score in de buurt en vorige keer hebben we hier ook met veel smaak gegeten, dus voor eten maken we dan maar een uitzondering op de regel van niet twee keer hetzelfde doen. Ook dit keer heerlijk gegeten en het fijnste stukje van de avond: de wandeling terug in het mooie licht van de ondergaande/gegane zon. 

Barranco del Infierno

Dit keer op tijd kaartjes gekocht om de “kloof” in te mogen, voor de veiligheid mogen er ieder uur namelijk maar een beperkt aantal mensen beginnen aan de wandeling. Barranco del Infierno betekent letterlijk ‘ravijn van de hel’, maar waar het die naam aan verdiend heeft? Misschien dat het in de zomer bloedheet wordt, maar nu was het gewoon aangenaam en de natuur en bergen zijn gewoon beeldschoon. 

Bij de ingang krijg je een helm om te dragen tegen vallend gesteente en een heel korte uitleg: het pad te allen tijde volgen, in het laatste smalle stuk niet te lang stil staan (foto nemen en weer door) en uiterlijk 12.30 moet je omkeren bij de waterval en 14.00 weer terug zijn. De wandeling is in totaal 6,5km en wij begonnen om 9.15, dat moet geen probleem zijn, zo lang zijn we niet van plan om erover te doen. Er staat 3 uur voor, want tja, het is niet even een wandeling over een vlak stuk asfalt, het pad is wel goed aangegeven, maar wel veel klimmen en dalen en met grote stenen/rotsen. Rustig aan is dus het motto. 

Als plant moet je hier goed tegen droogte kunnen, al loopt er wel een klein stroompje water langs het pad en zien we ook de resten van een aquaduct/watergeleiding van vroeger. Indrukwekkend dat ze dat hebben kunnen aanleggen (niet gehalte Caminito, maar nog steeds). Wat vooral indrukwekkend is, is de natuur en de enorme rotswanden die aan beide kanten omhoog reiken in tientallen kleuren, van bijna wit tot gitzwart. Het pad is goed onderhouden, maar toch verstandig om even stil te staan als je om je heen kijkt. 

We doen het rustig aan, passeren is heel goed mogelijk als je gewoon even aan de kant gaat staan en druk is het eigenlijk totaal niet, dat scheelt weer. De waterval aan het eind van het ravijn is een leuk klein watervalletje, voor zo’n droog eiland best knap dat die continue blijft lopen (al weet ik niet of dat in september ook nog steeds zo is na een hete zomer). Je moet niet denken dat je een enorme niagara te zien krijgt en het gaat tenslotte om de reis ernaartoe, niet de bestemming, haha. 

De terugweg is eigenlijk een stuk makkelijker dan de heenweg, blijkbaar toch meer omlaag dan omhoog (of andersom als je het over de heenweg hebt), ook al voelt het als steeds op en neer. En de temperatuur begint ook op te lopen nu, goede keus dus om vroeg te gaan, ik had het tijdsslot uitgekozen dat ons precies genoeg tijd gaf om brood te halen om 8 uur als de winkel opengaat, te ontbijten, rustig naar Adeje te rijden en omhoog te lopen naar de ingang, goede keuze dus. Al die mensen met kleine kinderen die we op de terugweg tegenkwamen: respect. 

Adeje zelf is een leuk stadje, heel goed verzorgd qua straatbeeld, maar voor de lunch besloten we toch om terug te gaan naar het hotel om langs het water te gaan eten. Bij het pancake café ons laten verleiden door echt Hollandse pannenkoeken (nou ja, een hele goede imitatie in elk geval) en een lekker smoothie. Uitbuiken op een terrasstoel bij het zwembad met een boek voor het middagprogramma, eens kijken of we tijdens vakantie een middagje kunnen niksen. 

Het Noordwesten van het eiland

In het kader van zoveel mogelijk nieuwe dingen doen versus vorig jaar, had ik al een google maps kaart gemaakt met alle punten die in mijn ogen interessant waren om naartoe te gaan. Hoeven we ‘s ochtends alleen maar te kiezen welke kant van het eiland we willen pakken. Gezien de inspanning van vrijdag wilde ik voor zaterdag een iets rustiger uitstapje. Naar het uiterste Noordwestelijke puntje van het eiland leek me wel wat. Vorig jaar kwamen we er bij de slagbomen pas achter dat je alleen met de bus vanuit Buenavista del Norte, met een taxi of met de benenwagen verder kon naar de vuurtoren. Vol goede moed zijn we toen een heel stuk gaan wandelen, maar enkele reis naar de vuurtoren is dan al dik 5 km, dus halverwege de weg daarnaartoe zijn we toen omgekeerd. Dit jaar gingen we met het busschema op zak voor de herkansing. 

De rit naar Buenavista del Norte alleen al is de moeite waard, meer haarspelden dan in menig ouderwets dameskapsel, op Bart z’n lijf geschreven dus en voor de bijrijder ernaast vooral rustig blijven zitten. Ik weet niet of ik de enige bijrijder ben die met de voet tegen een denkbeeldige rem drukt als het spannend naar beneden gaat, maar het kleine pad naar beneden dat Google Maps ons liet rijden, was voor mij spannender dan de hele fietsafdaling van de dag ervoor. In Buenavista parkeerden we de auto en namen voor de zekerheid een foto van de straatnaam en toen was er zelfs nog tijd voor een kopje koffie op een terras voor we naar de bus moesten. 

We waren niet de enige op de bus, die zat werkelijk helemaal vol, in het weekend ook met veel Spaans sprekenden, al betekent het feit dat ze Spaans spreken natuurlijk nog niet dat ze ook op dit eiland wonen. De weg naar Punta de Teno liep langs de berg met helemaal onder aan de steile kliffen de blauwe zee, schitterende uitzichten dus. De bus dropt je met zicht op de vuurtoren, laadt de nieuwe drom toeristen in en rijdt weer terug. We hadden dus een dik uur om rond te kijken bij de vuurtoren en de zee en kliffen te bewonden. Meer dan dat is er ook niet, dus heerlijk bij het water gezeten en gewacht op de bus terug. 

Terug in Buenavista del Norte een terrasje opgezocht bij de kerk op het centrale plein, veel keus was er niet en de tapas vrij middelmatig, maar wel de sfeer van het Spaanse plattelandsdorp geproefd. Daarna verder langs de kust naar het noordoosten gereden richting Garachico, een oud havenstadje uit de 15e eeuw. Supertoeristisch en vorig jaar was het zo druk dat we er snel doorheen gereden zijn, dit jaar iets meer geduld meegebracht en een slimmer parkeerplan: gewoon het stadje inrijden en bovenin ergens parkeren. 

Vroeger stond het stadje bekend om z’n wijnexport, maar in 1706 gooide een vulkaanuitbarsting roet in het eten, toen de lavastromen niet alleen de wijnteelt wegvaagden, maar ook de haven dichtgooiden. Langs de kades zie je nog wel veel monumenten en oude gebouwen die die oude tijden herdenken. Tot voor kort kon je er ook nog zwemmen in de natuurlijke zwempoelen met water uit zee, maar helaas zijn die ook gesloten. Badpak voor niets meegenomen dus. 

Ongeluk zit in een klein hoekje, niet voor ons, maar wel voor een visser die van de rotsen afkukelde toen wij weer terug naar huis wou. Er werd hard om hulp geroepen en mijn Spaans is goed genoeg om te begrijpen de vriend van de man vroeg of iemand een ambulance kon bellen. Dus ik 112 gebeld, dat is gelukkig overal in Europa gelijk (behalve in Frankrijk maar dat is een ander verhaal). Maar helaas sprak de dame bij 112 geen Engels, dus ik snel mijn telefoon de handen gedrukt van een Spaanse dame die ook aan kwam snellen. Uiteindelijk bleek het mee te vallen en kwam die man op eigen kracht weer op de kade met alleen een zeer hoofd. 

Daarna nog even door het stadje gedwaald, mooie oude gebouwen, pleintjes en kerken, echt een aanrader en blij dat we het op de route hadden gezet. De heenweg is ook de terugweg en terug naar het hotel was dus weer een anderhalf uur rijden eerst door de bergen voor we de snelweg TF-1 weer zouden zien bij Santiago del Teide. Ook een mooi oud stadje, net als Masca, maar je kunt niet alles op 1 dag. Misschien later deze vakantie nog, al zijn we op de helft, dat gaat hard! 

Rest mij nog om te vertellen over de bloedmooie zonsop- maar vooral ook zonsondergangen. Waar wij zitten, kun je de zon net niet de zee in zien zakken, maar ook achter de bergen zien verdwijnen is iedere avond weer genieten. 

Fietsen op Tenerife

Voor wie het niet weet: Tenerife staat echt bekend als een fiets-eiland. Vooral in de winter komen hele groepen wielrenners naar het eiland om te trainen. Case in point: in het vliegtuig zaten meerdere jonge kerels met een jumbo visma bike jasje aan. Nu ben ik niet zo’n fiets-fan dat ik namen van fietsers laat staan hun gezichten ken, dus kan je niet vertellen wie er dan precies in het vliegtuig zat, maar tijdens onze fietstocht kwamen we ook een 7-tal jumbo fietsers tegen. Ik sluit niet uit dat ik in de toekomst nog een keer naar Tenerife ga alleen voor het fietsen, maar deze vakantie is natuurljk met Bart samen, dus net als vorig jaar afgesproken dat ik 1 dag ga fietsen. Bike Experience Tenerife was vorig jaar super bevallen, dus voor dit jaar had ik ook weer een mooie rit en mooie fiets uitgezocht: De Teide. 

Als er dan op de website staat dat dit de koninginnenrit en de ultieme uitdaging is, dan kan ik dat natuurlijk niet laten om die uit te kiezen. Misschien iets te overmoedig om dit al eerste buitenrit van het jaar (sinds november alleen maar op de zwift binnen gefietst) uit te kiezen, maar ik vond dat het moest kunnen. ‘s Ochtend nog gewoon tijd voor een ontbijtje, want verzamelen was pas om 9 uur in Las Americas, zo’n 20 minuten rijden van het hotel. Fietshelm, schoenen, goed donkere zonnebril, twee bananen en twee bidons mee, goed insmeren en ik was er klaar voor. 

Bij de fietsverhuur aangekomen, stond mijn Bianchi al klaar, hoefde alleen nog maar spd pedalen, zadel op hoogte en banden nog eens oppompen. Tot mijn verrassing had ik een gravel bike, dat krijg je als je als blonde fietser vooral kijkt naar de framemaat en dekt dat alle Bianchi’s hetzelfde zijn, het was namelijk 1 van de weinige 52 frames die nog beschikbaar waren bij boeken. Tja, maar Hans van de shop vertelde me dat ik er vooral bij de afdaling blij mee zou zijn, dus alle mentale belemmeringen snel wegschuiven. En alvast vooruitlopend op het verhaal: of het zwaarder omhoog fietste dan een “gewone” roadbike kan ik niet vergelijken (het was gewoon zwaar), maar naar beneden was ik erg blij met hoe de fiets op de weg lag. De gids voor de rit was Kurt, een Vlaming, en er reden ook nog twee fitte kerels mee: Eric en Gaëtan, ook twee Vlamingen, voertaal was dus lekker Nederlands. Fietsen in de bus en op naar Camella, de eerste 300 meter kregen we dus “kado”. 

We begonnen met een warming up stuk met “rolling hills”, ongeveer 15 km omhoog naar Granadilla: niet al te steil en af en toe ook een stukje omlaag, prima te doen, ongeveer niveau Eiffel. Daarna kwam een stuk van 15 km al echt continue klimmen met stijgingspercentage van 5-6% naar Vilaflor. Daar stopten we voor een kopje koffie met banaan en energy bar op het terras en kon ik ook m’n bidon bijvullen. Het is een zonnige dag, dus je moet goed blijven drinken op de fiets, iets dat ik nog iets beter onder de knie moet krijgen tijdens het klimmen. Een beetje bijgetankt begon de echte uitdaging: een zware klim van 14 km zonder pauze met een gemiddelde stijgingspercentage is 8%. Op naar Retamar en 2100 meter hoogte! 

Ook al was ik hekkensluiter (niet verwonderlijk als je met drie fitte kerels op pad bent), heb toch bijzonder goe (lees de zachte ‘g’ van Kurt) gereden met 1h10 over de laatste klim. De zoutlaag op mijn gezicht was een goede indicatie van hoe zwaar het was en twee keer zeiden mijn brein en benen “omkeren!”, maar dankzij een Facebook post die ik ‘s ochtend nog zag die zei dat als je denkt niet meer te kunnen dat de tank dan pas op 40% zit, fronste ik m’n wenkbrauwen nog een goed en trapte even iets harder. Kurt was bij mij gebleven, Gaëtan had ik al vanaf bocht 1 niet meer gezien (32 jaar oud en iets te bewijzen), Eric heb ik lang in het vizier gehouden, maar al snel besloten dat ik toch echt met mezelf die berg op ga. Kurt souffleerde doodleuk wanneer er een echt steil stuk kwam, weet niet of dat hielp, maar ik moest wel lachen als hij dan zei “hierna komt een vlakker stuk” (6%). Toen mijn benen de tweede keer protest aantekenden, was de blijmoedig Kurt weer daar om me te vertellen dat het nog maar een klein stuk was: nog maar een km. Vlaams laat alles makkelijker klinken… En toen waren we opeens boven! 

Na een korte fotosessie begonnen we aan de afdaling terug naar Playa de las Américas, na alle inspanning mag je dan lekker zo’n 45 km bijna alleen maar omlaag, heb alleen in de dorpjes wat hoeven trappen. Het windjack dat ik van Hans had meegekregen en mijn losse mouwen waren zeker nodig, dan merk je toch dat je op 2000 meter hoogte zit én dat je met 50km/u naar beneden gaat. Gaëtan die al eerder boven was, had een groepje jumbo Visma op de video gezet en toen ik die terugkeek, viel het met niet alleen op hoe snel ze reden, maar ook dat die allebei lange mouwen én lange pijpen aanhadden. Enfin, de tocht omlaag bood echt schitterende uitzichten op de bergen.  De bochten waren soms even spannend, afdalen is niet mijn sterkte punt (zit vooral tussen de oren, crash-angst heet dat geloof ik). Maar Kurt gaf gelukkig een rustig tempo aan en het advies om goed voor de bocht af te remmen; de echte haarspeldbochten geven ze gelukkig goed aan met borden. Ik was best trots op mezelf dat ik de afdaling zo soepel doorkwam. En dan ineens ben je weer in de bebouwde, drukke auto wereld en sta je voor de deur bij de fietsverhuur. Foto’s uitwisselen via airdrop, dank voor een mooie rit weer en na een kwartier kwam Bart ook al om me weer naar het hotel en een frisse douche te vervoeren. 

Korte eindconclusie, de website had niet gelogen: “Deze excursie kan worden gedefinieerd met twee woorden: LIJDEN en GENIETEN. Het is een ware test van uithoudingsvermogen en doorzettingsvermogen, maar ook een once-in-a-lifetime kans om een van de moeilijkste beklimmingen van Europa te overwinnen en te genieten van het fietsen in het prachtige natuurlijke landschap van Tenerife.”